bijwerkingen bij kanker

Patiënteninformatie over bijwerkingen van oncologische middelen met bijbehorende adviezen

Geselecteerde behandeling: chemotherapie

Inleiding

U bent doorverwezen naar de Dagbehandeling Oncologie voor een behandeling. Tijdens het voorlichtingsgesprek hebben wij u geïnformeerd over de zaken die gaan komen. U heeft folders meegekregen over onder meer uw ziekte, de behandeling en eventuele bijwerkingen. De informatie op deze pagina’s gaat over de specifieke behandeling die u gaat krijgen. U wordt onder meer geïnformeerd over:

  • De bereikbaarheid van de dagbehandeling Oncologie, de verpleegkundig specialist en de verschillende poliklinieken
  • De medicijnen die u gaat krijgen.
  • De (mogelijke) bijwerkingen die u kunt verwachten.
  • Adviezen om met deze (mogelijke) bijwerkingen om te gaan.
  • Redenen om contact op te nemen met het ziekenhuis.

De informatie is niet alleen van belang voor uzelf maar ook voor bijvoorbeeld uw huisarts of andere hulpverleners waarmee u in contact komt.

Algemene informatie

De Dagbehandeling Oncologie.

Behandeling met chemotherapie vindt plaats op de Dagbehandeling Oncologie. Deze vindt u op de eerste etage, route 1A. Op de Dagbehandeling Oncologie wordt zowel chemotherapie gegeven waarvoor u moet worden opgenomen (klinische behandeling) als chemotherapie waarbij u na de toediening weer naar huis mag (dagbehandeling). De dagbehandeling Oncologie is bereikbaar via telefoonnummer 572237.

Verpleegkundig specialist oncologie.

Op diverse poliklinieken is een verpleegkundig specialist werkzaam. De verpleegkundig specialist is een verpleegkundige die gespecialiseerd is op gebied van behandelingen van kwaadaardige aandoeningen. Zij/hij verricht naast verpleegkundige ook een aantal medische handelingen. De verpleegkundig specialist heeft enkele malen per week spreekuur. De verpleegkundig specialist is ook beschikbaar op de Dagbehandeling Oncologie.

24-uurs bereikbaarheid.

Voor vragen kunt in principe altijd terecht in het ziekenhuis. Voor niet-dringende vragen of problemen kunt u terecht bij de arts of verpleegkundig specialist tijdens uw bezoek aan het spreekuur of bij de verpleegkundigen tijdens uw behandeling.

Voor dringende problemen kunt u op werkdagen overdag telefonisch contact opnemen met de verpleegkundig specialist. Aan hen kunt u het probleem voorleggen. Eventueel vindt overleg plaats met de behandelend arts. Voor dringende problemen in de avond- of nachturen, tijdens het weekend of op feestdagen kunt u contact opnemen met de afdeling spoedeisende hulp.  Vertel hierbij dat u behandeld wordt met chemotherapie en nu problemen hebt. Het probleem kan mogelijk telefonisch worden afgehandeld. Soms is het nodig dat u naar de spoedeisende hulp komt.

De telefoonnummers zijn:

  • Spoedeisende Hulp:   0495- 572610

Overige telefoonnummers.

Longartsen:

  • Mw. L. van Eijsden
  • Mw. M. de Saegher.

Te bereiken via de polikliniek longgeneeskunde:   0495-572190

Te gebruiken websites.

Er zijn veel websites met informatie over kanker, behandelmogelijkheden en andere infomatie die hierbij van toepassing kan zijn. Enkele websites zijn:

Extra ondersteuning

Het kan voorkomen dat het uzelf niet lukt om met bepaalde problemen/moeilijkheden om te gaan. Dit ondanks de steun van uw partner, kinderen of vrienden en bekenden. Het is mogelijk om in zo'n situatie extra ondersteuning te krijgen van een deskundige. Deze extra ondersteuning kan zowel binnen als buiten het ziekenhuis gegeven worden door gespecialiseerde hulpverleners zoals een maatschappelijk werkende, pastoraal werkende/geestelijke verzorger of psycholoog. Daarnaast zijn er in de provincie Limburg verschillende inloophuizen zoals het Toon Hermanshuis. De arts, verpleegkundige of verpleegkundig specialist kan u informeren of adviseren over extra ondersteuning of begeleiding.

Problemen met voeding

Tijdens de behandeling met chemotherapie zal nagegaan worden of uw voedselopname toereikend is. Indien u (ernstige) problemen heeft met uw voeding kan advies en begeleiding gevraagd worden van de diëtiste van het ziekenhuis. Samen met u zal zij kijken naar de mogelijkheden die er zijn u te helpen om beter te kunnen eten en drinken. Meld aan de arts, verpleegkundig specialist of verpleegkundige wanneer u problemen hebt met eten of drinken. Zij verwijzen u indien nodig naar een diëtiste. Mogelijk bezoekt u de diëtiste tijdens haar spreekuur. Het kan ook zijn dat zij telefonisch contact opneemt met u om op die manier adviezen te geven.

Behandelschema

De behandeling bestaat uit de toediening van twee specifieke medicijnen. Daarnaast worden nog enkele andere ondersteunende medicijnen voorgeschreven die bijvoorbeeld dienen om eventuele bijwerkingen te verminderen.

De behandeling wordt eenmaal per drie weken gegeven volgens onderstaand schema.

Medicament

Dag 1

Dag 2

Dag 3

Wijze van toediening

Carboplatine

X

---

---

Infuus; toediening in 60 minuten

Etoposide

X

X

X

Infuus; toediening in 90 minuten

Ondersteunende medicijnen.

Medicijnen tegen de misselijkheid.

  • Dexamethason 4 mg: 1 x per dag 2 tabletten op de dagen twee tot en met vier van de behandeling. 
  • Metoclopramide 10 mg: zonodig 3 x daags één tablet in aansluiting op Dexamethason

Aantal behandelingen en controles.

De arts heeft met u het aantal toedieningen besproken.  Vóór iedere volgende toediening bezoekt u het spreekuur van de longarts.  Tijdens iedere behandelcyclus vindt bloedcontrole plaats op de dag voor u bij de arts op controle komt. Direct voorafgaande aan het bezoek aan de arts wordt een controlefoto gemaakt.Tijdens dit controlebezoek wordt de voortgang van de behandeling besproken.

Voetnoot behandelplan

Beschermende maatregelen na chemotherapie

Inleiding

In de volgende tekst staan adviezen over beschermende maatregelen nadat u een behandeling met cytostatica (= chemotherapie) hebt gehad. Deze maatregelen kunt u nemen in uw thuissituatie.

Tijdens het voorlichtingsgesprek over chemotherapie is u verteld dat (resten van) cytostatica tot een week na de toediening in uw lichaam aanwezig kunnen zijn. Binnen deze tijd worden zij afgebroken en verlaten zij in kleine hoeveelheden uw lichaam; dit gebeurt vooral via urine, ontlasting, transpiratie, braaksel  en (eventueel) wondvocht. In dit informatiepakketje staat onder het kopje ‘Extra informatie veilig omgaan met excreta’ vermeld gedurende welke periode deze uitscheiding van cytostatica plaatsvindt. Deze tijd wordt ook wel de risicoperiode genoemd.

Uit onderzoek blijkt dat cytostatica schadelijk kunnen zijn voor gezonde mensen. Vooral verpleegkundigen die hier tijdens hun werk veel mee te maken hebben, lopen een risico. U heeft gemerkt dat zij hiervoor extra beschermende maatregelen nemen, zoals het dragen van handschoenen. Omdat u thuis slechts korte tijd  in aanraking komt met cytostatica, zijn de risico's voor uw omgeving heel klein. Toch vinden wij het belangrijk om u over een aantal zaken te informeren. Laat deze informatie ook lezen aan alle mensen die betrokken zijn bij uw verzorging.

Toiletgebruik

  • Gebruik  bij voorkeur -indien mogelijk- een 'eigen' toilet gedurende de risicoperiode. 
  • Indien u een gezamenlijk toilet gebruikt wordt het volgende geadviseerd:
    • Ga op het toilet zitten zowel om te plassen als voorontlasting.
    • Sluit het toiletdeksel als u klaar bent
    • Spoel tweemaal door
    • Was de handen na iedere toiletgang
    • Reinig het toilet tenminste eenmaal daags met een reinigende stof (deze behoeft geen alcohol of chloor te bevatten). Eventueel kunt u na ieder gebruik van het toilet de toiletbril reiningen met een ontsmettingsdoekje.

Contact

  • U hoeft lichamelijk contact met uw naasten niet te vermijden.
  • Persoonlijke hygiëne is belangrijk om contact met cytostatica via uitscheidingsproducten zo beperkt mogelijk te maken. Daarbij kunt u denken aan eenmaal per dag douchen/in bad gaan en goed handen wassen na toiletbezoek. Indien u fors hebt getranspireerd is het beter om u te wassen en/of andere kleding aan te trekken voordat u contact hebt met anderen.

Medicijnen

Wanneer er bij uw behandeling medicijnen worden voorgeschreven die u thuis moet gebruiken, dan kunt u letten op het volgende:

  • Medicijnen niet malen of breken.
  • Indien u de medicijnen niet kunt slikken en u mag deze volgens de bijsluiter oplossen, dan kunt u de tablet in een medicijnbekertje laten oplossen, opdrinken en het bekertje weggooien als besmet afval of schoonmaken met een PH-neutraal schoonmaakmiddel.
  • Na inname is het raadzaam de handen te wassen.

Wegwerphandschoenen

Bij contact met urine of ontlasting adviseren wij om wegwerphandschoenen te dragen. Dit geldt ook voor contact met braaksel kort na inname van cytostatica.

Schoonmaken

Alle onderstaande zaken kunnen worden schoongemaakt met een normaal schoonmaakmiddel.

  • Toilet en was- en badgelegenheid, eenmaal per dag en na morsen of braken,
  • Vloer of –bedekking als hier braaksel, urine of andere lichaamsvloeistoffen op is gekomen.
  • De WC-borstel na de risicoperiode.

Besmet wasgoed wassen

  • Eerst een koud spoelprogramma met alleen de besmette kleding of beddengoed dus geen ander wasgoed toevoegen.
  • Daarna een wasprogramma (inclusief voorwas) dat geschikt is voor het materiaal. Hieraan mag u andere wasgoed toevoegen.

Urine en ontlasting

  • Gebruik indien het kan een ander toilet dan uw huisgenoten.
  • Mannen kunnen het beste zittend urineren, dit veroorzaakt minder spatten.
  • Spoel het toilet na gebruik tweemaal door met een gesloten deksel.
  • U kunt na gebruik van het toilet de bril reinigen met een met vochtig (reinigings-) doekje.
  • Heeft u een blaaskatheter, verwissel (of laat dit doen) dagelijks de opvangzak. U leegt deze eerst in het toilet. De opvangzak doet u (in verband met mogelijke lekkage) in een dubbele plastic zak doen en gooit u weg met het huisvuil..
  • Een po of urinaal spoelt u eerst om met koud water; daarna reinigt u deze met een gewoon schoonmaakmiddel.
  • Alle uitscheidingsproducten kunnen via het riool worden afgevoerd.

Braaksel

  • Ga als het kan naar het toilet als u moet braken.
  • Bent u misselijk en braakt u af en toe, dan is het handig om iets op het kussen te leggen, een wegwerponderlegger of een handdoek.
  • Om beschadiging van tandglazuur te voorkomen, spoelt u na het braken de mond met water.

Afval

Afvalmaterialen zoals gebruikte handschoenen, matjes, incontinentiemateriaal, bakjes van braaksel of stomamateriaal kunt u verzamelen in een plastic zak en vervolgens in een plastic vuilniszak doen. Deze kunt u bij het normale huisvuil doen.

Overige gebruikte materialen

Voor gebruik van bestek, serviesgoed en andere gebruiksartikelen hoeft u geen speciale maatregelen te nemen.

Seksualiteit

Tijdens de risicoperiode bevatten alle lichaamsvloeistoffen cytostatica. Deze kunnen op de partner overgebracht worden tijdens seksuele handelingen. Gebruik daarom in de risicoperiode bij seksuele handelingen altijd een condoom. Dit geldt ook voor de mensen die een andere vorm van anticonceptie toepassen zoals sterilisatie of gebruik van " de pil".

Kinderwens van anderen.

Mocht iemand in uw directe omgeving zwanger zijn of een kinderwens hebben, volg dan de bovenstaande adviezen zeker op. 

Zwangerschap

Chemotherapie heeft ook gevolgen voor groei en ontwikkeling van het ongeboren kind, vooral tijdens de eerste drie maanden van de zwangerschap. Daarom is het aan te raden om zwangerschap te voorkomen. Dit advies geldt zowel voor de periode van de behandeling als voor de maanden daarna. Het effect van chemotherapie op eicellen en zaadcellen is verschillend. Daarom worden de volgende adviezen gegeven:

  • Mannen: voorkomen dat een zwangerschap ontstaat gedurende de behandeling en 3 - 12 maanden na de behandeling.
  • Vrouwen: voorkomen van zwangerschap tot 12-24 maanden na het einde van de behandeling.

Overleg met uw behandelend arts Indien er een kinderwens is snel na beëindiging van de chemotherapie.

Anticonceptie.

Indien u zwangerschap wilt voorkomen kunt u hiervoor gebruik maken van dezelfde mogelijkheden of materialen als in andere situaties. Enkele mogelijkheden om zwangerschap te voorkomen zijn:

  • Onthouding van geslachtsgemeenschap.
  • Verwijdering van de eierstokken of sterilisatie (zowel mannen als vrouwen).
  • Anticonceptie in de vorm van middelen die hormonen bevatten. Deze kunnen gebruikt worden in de vorm van een tablet ("de pil"), een injectie, pleister, implantaat of spiraal (Mirena). Deze middelen bevatten vrouwelijke hormonen en mogen daarom niet gebruikt worden in geval van bepaalde vormen van borstkanker. De middelen worden bij voorkeur ook niet gegeven aan mensen die een trombose en/of embolie hebben ontwikkeld. Wanneer u  borstkanker heeft, (een verhoogde kans op) trombose of embolie en wilt starten met anticonceptie, raden we u aan te overleggen met uw arts.
  • Plaatsing van een spiraaltje. Hierbij wordt door de arts een klein spiraaltje ingebracht in de wand van de baarmoeder. Er zijn verschillende soorten spiraaltjes:
    • Met hormonen (bijv. Mirena®)
    • Zonder hormonen (koperen spiraaltje)
  • Gebruik van een (vrouwen-) condoom.
  • Met dit hulpmiddel wordt de opening in de baarmoedermond afgesloten. Hiermee wordt voorkomen dat zaadcellen tot in de baarmoeder kunnen komen. Vaak inbrengen van een pessarium gecombineerd met gebruik van zaaddodende crème.

De keuze voor de manier van anticonceptie hangt af van de aard van uw ziekte, uw persoonlijke mogelijkheden en uw persoonlijke voorkeur.

Vragen

Heeft u naar aanleiding van bovenstaande nog vragen, neem dan contact op met de arts, Verpleegkundig Specialist Oncologie of oncologieverpleegkundige op de dagbehandeling Oncologie.

Extra info veilig omgaan met excreta

Wanneer u met een chemokuur of een ander middel wordt behandeld, dan zullen de chemische stoffen uit de medicijnen via excreta uit uw lichaam verdwijnen. Excreta is een medische term voor alles wat het lichaam uitscheidt: urine, ontlasting, wondvocht, bloed, traanvocht, transpiratie, sperma, braaksel en speeksel. Dit wordt ook wel uitscheidingsproducten genoemd.

Direct (huid)contact van met name middelen uit een chemokuur in uitscheidingsproducten kan schadelijk zijn voor uw gezondheid. En voor de gezondheid van uw naasten. De chemische stoffen blijven een aantal dagen na de kuur schadelijk. Het verschilt per middel hoe lang dit is. Het kan variëren van 1 dag tot 7 dagen.

De risico's zijn voor u en uw omgeving klein, omdat u thuis slechts gedurende korte tijd in aanraking komt met cytostatica. Toch is het goed om een aantal maatregelen te nemen. Zo kunt u de risico's tot een minimum beperken.

Lees hier meer over adviezen voor patiënten die behandeld worden met chemotherapie

Beschermende maatregelen ten aanzien van excreta

  • Carboplatine: 4 dagen
  • Etoposide: 5 dagen

Bijwerkingen en adviezen

Dunner haar of haaruitval

Dunner wordend haar of haaruitval (ook wel alopecia genoemd) is de meest zichtbare bijwerking van chemotherapie. Hoe komt het dat haar volledig of in mindere mate uitvalt? Kankercellen hebben de eigenschap om zich snel te delen. Het doel van chemotherapie is om de snel delende cellen te vernietigen of de groei ervan te vertragen. Daarbij treft de chemotherapie ook gezonde cellen die zich snel delen, zoals de cellen die in onze haarzakjes voor de haargroei zorgen. Met als gevolg: complete haaruitval of dunner wordend haar.

Behalve hoofdhaar kunnen ook wenkbrauwen, wimpers, oksel-, lichaams- en schaamharen uitvallen. Uw hoofdhuid kan gevoelig of pijnlijk aanvoelen. Haaruitval begint meestal enkele weken na toediening van medicijnen.

De haaruitval die door de behandeling veroorzaakt wordt, is meestal tijdelijk. Het haar begint binnen enkele weken tot maanden na het stoppen van de behandeling weer te groeien. Wanneer uw haar weer aangroeit, kan het anders zijn dan uw oorspronkelijke haar was, zoals: de kleur, het haar kan sluiker zijn of juist meer krullen hebben. Meestal is dit tijdelijk. In enkele uitzonderlijke gevallen is de haaruitval blijvend.

Uw arts kan u informeren over de mate van haarverlies uw behandeling mogelijk veroorzaakt. Ook kunt u informeren of hoofdhuidkoeling mogelijk is om haaruitval zoveel mogelijk te beperken.

Advies

uitvallen van veel haar tegelijk vinden de meeste mensen heel vervelend; u kunt van te voren alvast uw haar kort knippen 

  • als uw haar is uitgevallen, kunt u een pruik dragen
  • een haarwerkspecialist kan u helpen bij het kiezen van een haarstukje of pruik
  • vraag om advies voordat uw haar dunner wordt, dan is goed te zien welke coupe en kleur u gewend bent
  • uw eigen kapper en de verpleegkundigen zullen u informeren over adressen van haarwerkspecialisten
  • synthetische pruiken zijn vaak net zo mooi als pruiken van echt haar. Ze zijn bovendien lichter van gewicht, makkelijker in onderhoud en goedkoper. Laat u in ieder geval goed voorlichten.
  • (een deel van) de kosten voor een pruik of haarstukje wordt vergoed door uw ziektekostenverzekeraar. Informeer ernaar voordat u iets koopt.
  • wilt u geen pruik dragen? Een goed alternatief is een pet, sjaal of muts.
  • tegenwoordig kan tijdens de behandeling in het ziekenhuis hoofdhuidkoeling worden gegeven, om haaruitval zoveel mogelijk tegen te gaan. Informeer naar de mogelijkheden binnen uw ziekenhuis.
  • zie ook de website http://www.lookgoodfeelbetter.nl/www.geefhaareenkans.nl/ en www.hoofdhuidkoeling.nl (hoofdhuidkoeling wordt niet geadviseerd bij mensen met hematologische kanker of overgevoeligheid voor kou)

Gevolgen voor vruchtbaarheid en ongeboren kind

Vrouwen mogen tijdens de behandeling en ook in een bepaalde periode daarna meestal niet zwanger worden. Er kunnen gevaren zijn voor het ongeboren kind.

Bij mannen is niet altijd goed bekend wat de gevolgen zijn als tijdens (en in een periode na) de behandeling een zwangerschap ontstaat.

Ook kan de behandeling van kanker ervoor zorgen dat u (later) minder vruchtbaar bent. Dit hangt af van het soort medicijnen, de combinatie van medicijnen, de dosering, de soort kanker en uw leeftijd.

Advies

Bespreek voor u begint met de behandeling wat dit in uw situatie betekent. Of en hoelang u maatregelen moet nemen om een zwangerschap te voorkomen. En wat de gevolgen kunnen zijn voor kinderwens in de toekomst.

Is er een kinderwens? Bespreek dan met uw behandelend arts de mogelijkheid van invriezen van sperma of eicellen vóór het starten van de behandeling.

Grieperig voelen

Door de behandeling kunt u een grieperig gevoel krijgen. Klachten hierbij kunnen zijn:

  • algehele malaise
  • koorts
  • hoofdpijn
  • verminderde eetlust

Het grieperig gevoel is meestal van korte duur. Het begint enige uren na de toediening van de medicijnen, houdt 1 tot 2 dagen aan en verdwijnt meestal weer spontaan.

Advies
  • neem de temperatuur op wanneer u zich niet goed voelt of last heeft van koude rillingen. Heeft u een temperatuur van 38,5 ºC of meer? Neem dan contact op met uw behandelend arts. Misschien heeft u dan een bijkomende infectie.
  • nemen de griepverschijnselen in de dagen na de behandeling niet af of wordt het zelfs erger? Neem dan contact op met uw behandelend arts.

Huidproblemen

Door de behandeling kan de huid geïrriteerd raken.

huidverkleuring

Door de behandeling kan uw huid en/of nagels verkleuren. Klachten bij verkleuring kunnen zijn:

  • tijdens de behandeling kan de huid vaal geel zijn. Dat verdwijnt als de behandeling is gestopt
  • bij een lichte huid kunnen donkere vlekjes ontstaan door extra pigment in de huid
  • bij een donkere huid kunnen lichte vlekken in de huid ontstaan door het verdwijnen van pigment
  • donkere verkleuring van de bloedvaten waar het infuus in heeft gezeten
  • donkerder worden van de handlijnen en nagels
  • gemakkelijk scheuren of afbrokkelen van de nagels en in een enkel geval zelfs volledig uitvallen
  • dwarse strepen op de nagels
  • blauwachtige verkleuring van de huid/lippen door te weinig zuurstof in het bloed
Advies
  • probeer felle zon te vermijden
  • gebruik altijd een zonnebrandcrème met een hoge beschermingsfactor (30 of hoger)
  • om de vlekken te verbergen kan er in overleg met de dermatoloog camouflerende crème worden gebruikt
  • houd uw nagels kort
  • gebruik geen acetonhoudende nagellakremover
  • het gebruik van speciale nagelverhardende lak kan goed helpen
  • kringen onder de ogen, vlekken, huidverkleuringen en kleine littekens kunt u verhelpen met een camouflagestick; kies een kleur die het dichtst bij uw eigen huidskleur ligt.

Leverproblemen

Door de behandeling kan de leverfunctie verstoord raken. Stoornissen van de leverfunctie zijn vaak te zien aan afwijkingen in het bloed. Daar zult u in eerste instantie niet veel van merken. Pas bij ernstige leverfunctiestoornissen kunt u klachten krijgen als vermoeidheid, complete malaise of het geel worden van de huid of ogen (geelzucht).

Als er leverfunctiestoornissen optreden, kunnen die het verloop van de behandeling veranderen. U krijgt bijvoorbeeld een lagere dosis toegediend of de behandelend arts schrijft een ander middel voor.

Advies
  • Heeft u klachten die (kunnen) wijzen op ernstige leverfunctiestoornissen, meldt dit dan aan uw behandelend arts.

Maag-darmklachten

Door de behandeling kunt u last krijgen van maag-darmklachten. Dit zijn klachten die te maken hebben met het spijsverteringskanaal. Deze loopt van de mond tot en met de anus. Klachten kunnen zijn: een ander ontlastingspatroon, maag- of buikpijn, opgeblazen gevoel of winderigheid.

misselijk zijn en overgeven

Door de behandeling kunt u last krijgen van misselijkheid en overgeven.

U kunt de volgende klachten krijgen:

  • kokhalzen en overgeven
  • weinig of geen eetlust
  • maagklachten, zoals een vol gevoel of pijn
  • buikpijn of -krampen, opgezette buik, rommelingen in de buik
  • dorst

Medicijnen kunnen misselijkheid en overgeven verminderen of voorkomen. Het is belangrijk dat u de medicijnen altijd inneemt zoals u met uw behandelend arts hebt besproken. Houdt u aan de vaste tijden om de medicijnen in te nemen, ook als u niet misselijk bent.

Advies
  • gebruik vaker een kleine maaltijd. Probeer een lege maag te vermijden door regelmatig een kleinigheidje te eten, zoals een cracker of beschuit of een schaaltje yoghurt
  • ochtendmisselijkheid vermindert soms na het eten van een toastje of beschuit voor het opstaan. Leg in de avond bijvoorbeeld een pakje toastjes klaar naast het bed of een pakje met soepstengels en smeerkaas
  • pas de maaltijden aan, neem geen producten die de misselijkheid vergroten
  • drink veel, tenminste 1,5 liter per dag. Dit zijn 14 kopjes of 12 bekers per dag
  • door op iets te zuigen, gaan de speekselklieren werken. Dit voorkomt een droge mond en een vieze smaak in de mond. Denk aan (suikervrije) zuurtjes, ijsklontje, waterijsje, zachte stukjes fruit en dropjes
  • probeer of het drinken van koolzuurhoudende dranken helpt. De koolzuur kan helpen om overtollige lucht uit de maag op te boeren en zo een vol gevoel te verlichten. Neem de koolzuurhoudende drank niet te koud, dit kan weer maagklachten geven
  • zorg voor een rustige omgeving en frisse lucht. Drukte en nare luchtjes kunnen de misselijkheid verergeren. Maak, wanneer mogelijk, een korte wandeling buiten. Dit kan helpen om de misselijkheid te verminderen en het eten na een maaltijd te laten zaken. Blijf uit de keuken waar net eten is klaargemaakt en ventileer uw woning goed
  • probeer gerechten die koud of op kamertemperatuur zijn, deze worden vaak beter verdragen. Laat warme voedingsmiddelen en dranken afkoelen tot ze lauwwarm zijn
  • neem een goede houding aan. Ga wanneer mogelijk rechtop zitten tijdens de maaltijd of probeer met het bovenste deel van het lichaam rechtop te zitten Ga niet meteen na de maaltijd weer liggen. Blijf tot een half uur na de maaltijd rechtop zitten. De maaltijd kan zo beter zakken en dat beperkt de misselijkheid

Meer informatie over voeding en kanker

Het is raadzaam om contact op te nemen met uw behandelend arts bij de volgende klachten:

  • ernstig en aanhoudend overgeven gedurende 24 uur of langer
  • als u niet voldoende kunt drinken, minder dan 1½ liter per dag (dat zijn 12 kopjes of 10 bekers)
  • als u tekenen van uitdroging vertoont; dit merkt u aan een droge mond, droge huid, weinig of niet meer kunnen plassen en een donkere kleur urine.

U kunt bij uw arts vragen naar een doorverwijzing naar een diëtist. 
Voor diëtisten bij u in de buurt, raadpleeg hier de Verwijsgids Kanker.

buikpijn

Door de behandeling kunt u pijn in de buik krijgen. Dat kan van de maagstreek tot in de onderbuik zijn. 

minder zin in eten

Uw behandeling kan ervoor zorgen dat u minder zin in eten hebt.  Meestal is dit tijdelijk. Als u (teveel) afvalt binnen korte tijd, dan heeft dat een negatief effect op de algemene gezondheidstoestand. In een goede voedingstoestand kunt u de behandeling doorgaans beter aan en heeft u minder kans op complicaties.  

Om uw gewicht en conditie op peil te houden, moet u voldoende energie (calorieën), eiwitten, vocht en voedingsstoffen zoals vitamines en mineralen binnen krijgen.  

Advies

Controleer uw gewicht. Door uzelf regelmatig te wegen, bijvoorbeeld één keer per week, kunt u bijhouden of u afvalt.

Tips om de eetlust weer op te wekken:

  • probeer eens andere eetwaren uit of maak het eten eens op een andere manier klaar
  • als u geen zin heeft om te koken, vraag dan iemand anders om dat te doen 
  • beweeg regelmatig en ga regelmatig een frisse neus halen
  • zorg dat u altijd een tussendoortje op zak heeft als u ergens naar toe gaat
  • neem de maaltijden in een rustige en aangename omgeving
  • vergeet ook hapjes en drankjes niet zoals vruchtensap, schijfjes appel, kauwgom, bouillon enz.
  • drink niet vlak voor de maaltijd anders neemt de eetlust af. Maar drink wel veel tijdens de maaltijd. Kauw goed op elke hap (met de mond dicht zodat er geen extra lucht bijkomt)

U kunt bij uw arts vragen naar een doorverwijzing naar een diëtist. 
Voor diëtisten bij u in de buurt, raadpleeg hier de Verwijsgids Kanker.

Meer informatie over voeding en kanker

verstopping

Door uw behandeling kunt u last krijgen van verstopping (obstipatie).
Bij verstopping komt de ontlasting minder dan 3 keer per week. U kunt de volgende klachten hebben:

  • harde en droge ontlasting
  • persen bij stoelgang
  • opgezette buik
  • buikpijn/darmkrampen
  • verminderde eetlust door een vol gevoel
Advies
  • zorg dat u voldoende drinkt, minstens 2 liter per dag, dit zijn 16 kopjes of 14 bekers per dag
  • eet veel vezels. Vezels zitten in volkoren producten, fruit en groenten.
  • raadpleeg eventueel een diëtist voor advies
  • probeer zoveel mogelijk te bewegen 
  • zo nodig kan uw behandelend arts medicijnen voorschrijven om de stoelgang te bevorderen

Neem bij de volgende klachten contact op met uw behandelend arts:

  • als u langer dan 2 dagen geen ontlasting heeft gehad
  • als u hevige buikkrampen heeft

Minder bloedcellen

In het beenmerg worden nieuwe bloedcellen aangemaakt. Door de behandeling kan de aanmaak van nieuwe bloedcellen door het beenmerg verminderen. Dan treedt een tekort aan verschillende bloedcellen op. Meestal merkt u daar weinig of niets van, maar het is wel belangrijk te weten op welke signalen of veranderingen u moet letten.

bloedarmoede

Bloedarmoede is een tekort aan rode bloedcellen. Een ander woord hiervoor is anemie.

Klachten kunnen zijn:

  • kortademigheid en vermoeidheid, zelfs als u maar heel weinig hebt gedaan
  • het zwart voor de ogen zien bij opstaan uit bed of stoel
  • bleekheid, lusteloosheid
  • duizeligheid, hoofdpijn
  • niet goed kunnen slapen
  • niet goed kunnen concentreren
  • hartklachten of hartkloppingen
  • koud gevoel, transpireren
Advies

U kunt hier zelf niets aan doen. Deze vorm van bloedarmoede (die ontstaat door de behandeling van kanker) is niet te behandelen door anders te gaan eten dan u gewend bent. Daarom is het raadzaam om bij bovengenoemde klachten contact op te nemen met uw behandelend arts.

tekort aan bloedplaatjes

Door de behandeling kan er een tekort aan bloedplaatjes in het bloed ontstaan. Dit heet trombocytopenie. Bloedplaatjes (een ander woord is trombocyten) spelen een belangrijke rol bij de bloedstolling. Door een daling van het aantal bloedplaatjes is het bloed dunner en stolt het minder snel.

Klachten kunnen zijn:

  • sneller een bloedneus krijgen
  • blauwe plekken
  • bloed bij plassen
  • bloed bij hoesten
  • bloedend tandvlees
  • puntvormige bloedinkjes in de huid
  • bloed bij braken
  • bloed in de ontlasting
  • bij vrouwen kan de menstruatie anders zijn
  • heel soms spontane bloedingen
Advies

Heeft u last van één of meer van bovengenoemde klachten, neem dan contact op met de behandelend arts.

Wat kunt u zelf doen:

  • pas op met stoten (blauwe plekken) en krab geen wondjes open
  • als u een wondje heeft, druk dit dan een tijdje stevig dicht (bijv. met een steriel gaasje)
  • gebruik geen scherpe voorwerpen (elektrisch scheren is beter dan met een mesje)
  • probeer de ontlasting soepel te houden door veel te drinken. Veel betekent dat u per dag 1½ tot 2 liter moet drinken; dit zijn 16 kopjes of 14 bekers per dag 
  • gebruik bij het tandenpoetsen een zachte borstel
  • neem de temperatuur op onder de arm of met een oorthermometer (en niet via de anus)

tekort aan witte bloedcellen

Door de behandeling kan er een tekort aan witte bloedcellen in uw bloed optreden. Een ander woord voor witte bloedcellen is leukocyten. Witte bloedcellen zorgen voor afweer tegen infecties. Heeft u te weinig witte bloedcellen, dan krijgt u eerder infecties. Ook verlopen de infecties heftiger dan normaal. 

Heeft u een infectie, dan kunt u verschillende klachten krijgen:

  • een lichaamstemperatuur van 38,5 ºC of hoger, soms met koude rillingen
  • slijm ophoesten
  • pijn bij het plassen
  • troebele urine
  • vaker plassen
  • pijnlijke plekken in de mond of pijn bij het slikken
  • buikpijn
  • diarree

Welke klachten u krijgt, hangt af van de plaats van de infectie.

Advies

Er is wel een aantal maatregelen dat u kunt nemen om de kans op infecties in een dipperiode zoveel mogelijk tegen te gaan.

  • als u een van bovengenoemde klachten heeft, meet dan uw temperatuur
  • als u een van bovengenoemde klachten heeft en/of een temperatuur van 38,5 °C of hoger, neem dan contact op met uw behandelend arts
  • zorg voor een goede lichaamshygiëne (ga een keertje vaker onder de douche of in bad)
  • controleer eventuele wondjes op ontstekingsverschijnselen: roodheid, warmte, zwelling en pijn
  • een goede mondverzorging is belangrijk
  • probeer uzelf te beschermen tegen infecties van buitenaf; ga mensen die verkouden zijn of griep hebben zo veel mogelijk uit de weg
  • mijd plaatsen waar veel mensen bij elkaar zijn, zoals het openbaar vervoer, winkels, voetbalstadia en kerken
  • uw voeding kan ook een infectiebron zijn, houd hier rekening mee bij wat u eet

Moe zijn

Tijdens de behandeling van kanker, kunt u zich erg moe voelen. Dit kan ook nog na de behandeling voorkomen. Moe zijn wordt veroorzaakt door de kanker zelf en/of door de bijwerkingen van de behandeling. Doordat u moe bent, lukt het niet meer om dagelijkse activiteiten, zoals bewegen, werk of hobby’s goed te kunnen doen. De klachten worden ook niet minder door rust en/of slaap. Na een activiteit heeft u meer of langer rust nodig. Het lukt niet goed meer om de dingen te doen die u graag wilt of moet doen.

De volgende klachten kunnen optreden:

  • Weinig/geen energie hebben
  • Nergens zin in hebben
  • Prikkelbaar zijn
  • Meer willen slapen en/of meer moeite hebben met slapen
  • Last van stemmingswisselingen
  • Als u beweegt, bent u snel moe
  • Geheugen- en concentratieproblemen
  • Minder belangstelling hebben voor de omgeving

Deze klachten kunnen ook na de behandeling nog lang blijven duren. Soms een paar maanden, soms zelfs jaren. Hieronder vindt u adviezen over hoe u kunt omgaan met deze klachten.

Advies
  • Meld uw klachten aan uw behandelaar. Uw behandelaar kan uw klachten met u bespreken en samen met u bekijken wat er mogelijk is. Bij sommige klachten kan de arts u doorverwijzen voor een behandeling met cognitieve gedragstherapie (CGT). Bij deze vorm van therapie leert u hoe u beter met de klachten kan omgaan.
  • Zorg dat u voldoende beweegt. Regelmatig bewegen, zoals wandelen of yoga, zorgt ervoor dat u zich minder moe voelt. Een (oncologisch) fysiotherapeut kan u hierbij helpen.
  • Eet gezond en veel eiwitten. Een diëtist kan u hierbij helpen.
  • Stel grenzen. Bepaal zelf waaraan u uw energie wil besteden.
  • Zoek balans en wissel momenten van inspanning en ontspanning/rust met elkaar af. Plan niet te veel activiteiten op één dag. En wissel dingen die u moet doen af met dingen waar u energie van krijgt. Zorg ook voor een goede verdeling van mentale, sociale en lichamelijke activiteiten over de dag en de week.
  • Probeer op vaste tijden naar bed te gaan en op te staan. Ook zijn er andere adviezen die ervoor kunnen zorgen dat u beter kunt slapen. Bijvoorbeeld door vlak voor het slapen niet meer naar fel licht van een tv of mobiel te kijken. Meer adviezen kunt u hier vinden. 
  • Vraag familie, vrienden en kennissen om te helpen met dingen die u te vermoeiend vindt om te doen.

Kijk in de Verwijsgids Kanker welke zorgverleners bij u in de buurt u kunnen helpen met moe zijn.

Voor het laatst gewijzigd: 6 december 2023

Voetnoot bijwerkingen

Bij de behandeling met Carboplatine-Etoposide kunnen tevens de volgende bijwerkingen optreden:

Invloed op seksualiteit en vruchtbaarheid

Seksualiteit

Gedurende iedere chemotherapie kunnen seksuele gevoelens en opvattingen/ standpunten bij veel mensen variëren. Sommigen voelen zich meer tot hun partner aangetrokken dan voorheen en hebben een groter verlangen tot seksuele activiteiten. Anderen ervaren weinig tot geen veranderingen in hun seksuele behoeften in hun seksuele behoeften. Nog anderen vinden dat hun seksuele behoeften verminderen door de fysieke en emotionele druk veroorzaakt door kanker en de chemotherapie.

U kunt ontdekken dat intimiteit anders kan worden beleefd. Omhelzingen, aanrakingen, vasthouden en knuffelen kunnen belangrijker worden dan vrijen of geslachtsgemeenschap.

Het is belangrijk dat u probeert om uw gevoelens met uw partner te delen. Indien u moeilijkheden ondervindt om over intimiteit of seksualiteit en kanker te praten kan de hulp van een professionele hulpverlener gevraagd worden. U moet hierbij denken aan een maatschappelijk werkende, een psycholoog of seksuoloog.

Menstruatie

Cytostatica kunnen het aantal hormonen welke de eierstokken produceren, doen verminderen. Dit heeft als gevolg dat de menstruatie zeer onregelmatig kan verlopen of zelfs volledig wegblijft gedurende de behandeling.

De hormonale effecten van cytostatica kunnen menopauze-achtige symptomen veroorzaken, zoals warmteopflakkeringen, jeuk, branderig gevoel of droog aanvoelend vaginaal weefsel.

Vruchtbaarheid bij vrouwen

Letsels aan de eierstokken kunnen resulteren in onvruchtbaarheid: de onmogelijkheid om zwanger te raken. In sommige gevallen blijkt de onvruchtbaarheid slechts een tijdelijk karakter te hebben; in andere gevallen is het van permanente aard. Wanneer onvruchtbaarheid optreedt en hoelang het eventueel duurt hangt van vele factoren af, waaronder het type medicatie, de dosering en de leeftijd van de patiënt.

Vruchtbaarheid bij mannen

Chemotherapie kan het aantal spermacellen verminderen, hun bewegingsvermogen beïnvloeden of andere veranderingen veroorzaken. Hierdoor kan onvruchtbaarheid ontstaan welke tijdelijk of permanent kan zijn. Onvruchtbaarheid beïnvloedt het vermogen van de man om kinderen te verwekken maar beïnvloedt in principe niet  het vermogen tot geslachtsgemeenschap.

Als er permanente onvruchtbaarheid kan optreden is het belangrijk om dit onderwerp met de arts te bespreken vóór het starten van de behandeling. Indien wenselijk, kan worden overgegaan tot het invriezen van sperma teneinde dit in een later stadium te kunnen gebruiken.

Smaak (verandering of vermindering)

Door de behandeling kunt u last krijgen van smaakverandering of smaakvermindering

Advies

  • eten  dat u anders lekker vond smaakt nu niet meer en eten dat u normaal gesproken niet lekker vond smaakt u nu misschien juist wel. U kunt daarom wat met de voeding experimenteren om uit te vinden welke voeding het beste bij uw veranderde smaak past.
  • het is belangrijk dat het eten er aantrekkelijk uitziet.

Vermoeidheid

Door de behandeling kunt u last krijgen van vermoeidheid. Dit kan gepaard gaan met een aanhoudend gevoel van uitputting en een verminderd vermogen tot het verrichten van lichamelijke of geestelijke activiteit.

De meest voorkomende klachten zijn:

  • een overweldigend energie tekort
  • prikkelbaarheid
  • labiliteit
  • gebrek aan belangstelling voor de omgeving
  • slaperigheid en lusteloosheid

De vermoeidheidsklachten kunnen na de behandeling nog enkele maanden of zelfs jaren aanhouden.

Bij de oorzaak van de vermoeidheid kunnen zowel lichamelijke als psychische en emotionele factoren een rol spelen. Het voorkomen of verhelpen van de vermoeidheid is moeilijk te realiseren. Er is echter veel mogelijk om het probleem dragelijk te maken.

Advies

  • probeert u zich niet te verzetten tegen de vermoeidheid. Uw energie is kostbaar!
  • stel prioriteiten en bepaal waar u de tijd aan wilt besteden
  • blijf actief! Als u steeds minder gaat doen, gaat uw conditie achteruit
  • afleiding zoeken
  • rust nemen voor of na een activiteit
  • eet vaker kleine porties zodat de vertering weinig energie kost en laat anderen uw maaltijd bereiden.
  • wees duidelijk naar familie, vrienden en collegae. Ga niet steeds in de verdediging, maar leg uit dat de vermoeidheid van het ene op het andere moment de planning kan verstoren
  • vraag zo nodig hulp van familie of vrienden of schakel de thuiszorg in
  • bespreek het gebruik van hulpmiddelen met de arts/(wijk)verpleegkundige